Paul op den Brouw, NOST Tokyo (Innovatie Attaché Netwerk Tokio)
Origineel gepubliceerd op de site van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
Samenvatting
De nieuwe ambities van de Japanse premier wat betreft innovatie, onderwijs, wetenschap, technologie en zijn onderdeel van de ‘derde pijl’ van zijn groeistrategie, ook wel Abenomics genoemd. Op het terrein van onderwijs, wetenschap en technologie (W&T) ligt de prioriteit op de herstructurering van het beleid, de nationale universiteiten, de oprichting van een nationaal onderzoekinstituut, nieuwe R&D-programma’s en het aantrekken van buitenlandse studenten.
Inleiding
Onlangs gaf Atsushi Sunami van GRIPS (1) een toelichting op de ‘derde pijl’ van premier Abe’s ‘groeistrategie’, ook wel Abenomics genoemd’. Hij sprak voornamelijk over onderdelen van deze strategie die te maken hebben met innovatie, onderwijs, wetenschap en technologie (W&T). Op de laatste drie terreinen gaat het om belangrijke veranderingen, zoals het programma voor buitenlandse studenten, hervorming van de nationale universiteiten, de oprichting van een nationaal onderzoekinstituut en nieuwe R&D programma’s in samenwerking tussen de verschillende ministeries en voor high risk high reward onderzoek. Ook het W&T beleid aan de top wordt gereorganiseerd.
Studenten
MEXT* heeft onlangs een comité opgericht voor het maken van een nieuwe versie van het ‘National Scholarship Program’. Sinds 1954 heeft dit programma de studie in Japan van 100.000 studenten uit meer dan 160 landen ondersteund. Dit comité zal gebieden voor het Monbusho Scholarship (4) vaststellen, (onderwijs)voorbereidingen treffen voor de Olympische Spelen in Tokio in 2020, vier belangrijke studiegebieden formuleren (engineering, sociale wetenschappen, medicijnen en landbouw), promotie activiteiten rond het bureau voor buitenlandse studenten organiseren, het aantal in het Engels gegeven onderwijsprogramma’s verhogen en mikken op het binnenhalen van 300.000 buitenlandse studenten naar Japan. Voor een deel is dit programma gericht op studenten uit Maleisië, Indonesië, Thailand, Filipijnen, Brunei en Myanmar.
Hervorming van nationale universiteiten
In 2010 waren er 86 nationale, 95 publieke en 597 private universiteiten. In 2004 leidden hervormingen tot gedeeltelijke verzelfstandiging van de nationale universiteiten. Elke nationale universiteit is nu wat betreft de operationele activiteiten een autonome corporation. (5) Sindsdien is faculteitspersoneel niet langer meer in overheidsdienst bij MEXT. Op aanbeveling van de Industrial Competitiveness Council is nu een plan voor nieuwe hervormingen van nationale universiteiten uitgewerkt. Volgens dit plan zal de financiering van universiteiten deels (30 tot 40 procent) gaan plaatsvinden op basis van een prestatienorm. Ook zullen 10.000 professoren in 2015 hun salaris niet meer volgens een op senioriteit gerelateerd salarissysteem ontvangen maar per jaar op basis van geleverde prestaties of op basis van een mix van het oude en nieuwe systeem. In 2014 moet dat voor 6000 professoren al gerealiseerd zijn.
Een tweede hervorming is een wijziging in het universitaire bestuur. De functie en reikwijdte van het faculteitsoverleg van professoren, kyoju-kai, zal worden beperkt om meer centralisatie van het management onder de president van een universiteit in gang te zetten. Voor dit hervormingsplan is in 2013 bijna 40 miljoen euro uitgetrokken voor 82 universiteiten. Tot het plan behoort ook het binnenhalen van onderwijs- en onderzoekscentra of -programma’s uit het buitenland naar Hokkaido University, Kyoto Institute of Technology, Akita University en Nagasaki University.
NHO = National Hospital Organization; NIRS = National Institute of Radiological Sciences; NIBIO = National Institute of Biomedical Innovation; NCC = National Cancer Center; NCGM = National Center for Global Health and Medicine; NCNP = National center of Neurology and Psychiatry; NCVC = National cerebral and Cardiovascular Center; NCCHD = National Center for Child Health and Development; NCGG = National Center for Geriatrics and Gerontology.
Tabel. 1. Biomedische onderzoeksinstituten in Japan en hun budget (bron: Japans Ministerie van Financiën).
Onderwijs, wetenschap en technologie (W&T)
Nationaal onderzoeksinstituut
Al tien jaar lang wordt in Japan gesproken over het oprichten van een instituut vergelijkbaar met de National Institutes of Health (NIH) in de Verenigde Staten. Het voordeel zou zijn een meer efficiënte toekenning van overheidsmiddelen aan biomedisch onderzoek. Nu worden die middelen door verschillende ministeries aan diverse instituten toegewezen zonder veel coördinatie (zie tabel 1). Onderzoekers binnen de life sciences vrezen voor afnemende overheidssteun voor fundamenteel onderzoek als dit instituut er komt en hebben het plan al onder vuur genomen. Vanuit de overheid wordt voortdurend benadrukt dat het vooral gaat om het produceren van nieuwe geneesmiddelen, medische technologieën en therapieën op basis van in Japan ontwikkelde kennis. Om een snelle start te kunnen maken zou één van de bestaande instituten kunnen worden omgevormd tot dit nationale onderzoeksinstituut. Ondertussen is het idee van een nationaal onderzoekinstituut breder geworden dan alleen biomedische disciplines. Daarom worden nu ook RIKEN en AIST als kandidaten genoemd voor dit instituut.
Belangrijke vragen die beantwoord moeten worden zijn hoe maximale efficiëntie is te bereiken binnen de regels voor een independent administrative agency (IAA) of moet er gezocht worden naar een nieuwe constructie waarbinnen het maximaliseren van de research output centraal staat. Hoe wordt omgegaan met evaluaties op basis van mijlpalen (gebruikelijk is een midterm review elke vijf jaar) en met het salaris van de onderzoekers? Hoe moeten contracten en aanschaffingen geregeld worden?
Het plan is om voor een ‘R&D type’ IAA te gaan, waarin maximale research output kan worden bereikt met een midterm review na zeven jaar. De verantwoordelijkheid voor het instituut zal ook gaan worden gedeeld met MIC* en de CSTP**. Er zullen hogere salarissen worden geboden en buitenlandse experts zullen in advies- en evaluatiefuncties worden opgenomen. Verder beoogt het plan een grotere flexibiliteit in contracten en aanschaffingenbeleid. Al deze uitgangspunten zullen in een speciale aangepaste IAA-wet worden vastgelegd.
SIP en IMPACT
Op het gebied van wetenschap en technologie werken de Japanse ministeries van Onderwijs (MEXT), landbouw (MAFF*), informatietechnologie (MIC*) en economische zaken (METI*) maar matig samen. Het Cross-ministerial Strategic Innovation Promotion Program (SIP) moet daar met een budget van 350 miljoen euro een eind aan maken. De CSTP zal de gezamenlijke uitdagingen formuleren en op basis daarvan budget toewijzen.
Voor high risk high reward onderzoek en technologieontwikkeling zal het Impulse Paradigm Change through disruptive Technologies (ImPACT) worden gelanceerd. In dit nieuwe programma zijn de sterkten van het Amerikaanse DARPA-model, waarin het onderzoek geleid wordt door programmamanagers met ruime top-down bevoegdheden, en van het Japanse FIRST-programma, waarin onderzoekers veel vrijheid hebben om onderzoekinitiatieven te ontwikkelen, gecombineerd. Ook hier gaat de CSTP de thema’s van onderzoek bepalen en sterke onderzoekers uit academische wereld, bedrijfsleven en overheid bijeenbrengen. Dit programma is begroot op 350 miljoen euro.
In samenhang met deze twee nieuwe programma’s is Japan ook van plan een gunstiger omgeving voor de carrièreontwikkeling van onderzoekers te scheppen door de periode die onderzoekers en ingenieurs moeten werken voordat zij in aanmerking komen voor een vast contract uit te breiden met 5 tot 10 jaar. Hierdoor kunnen jonge onderzoekers bij verschillende onderzoekinstituten een carrièrepad proberen te ontwikkelen. Daarmee wordt het Japanse systeem van aanstellingen vergelijkbaar met internationale systemen waarin onderzoekers en ingenieurs na vijf jaar beoordeeld worden op hun prestaties. De wet hiertoe is in 2013 aangenomen (R&D Reinforcement Act).
Herstructurering van de W&T beleidsontwikkeling
Ook de CSTP zal worden geherstructureerd. Allereerst zal de positie van wetenschapsadviseur van de premier worden gecreëerd. Bovendien wordt de full time functie van leden van de CSTP geïntroduceerd en wordt het secretariaat opnieuw ingericht met de benoeming van experts van buiten de overheid. Uit de discussie in Japan over de rol van een minister die verantwoordelijk voor W&T versus een wetenschapsadviseur van de premier is de rol van de wetenschapper binnen de overheid nadrukkelijk aan de orde gekomen. De keuze voor een adviseur zal daarom ook gepaard gaan met een eigen budget om de W&T-uitgaven van ministeries te kunnen beïnvloeden. De lessen van Fukushima hebben hierbij een belangrijke rol gespeeld. Met name de ‘politiek’ rond ‘voorspellingen’ van aardbevingen, tsunami’s, radioactieve verontreiniging, nucleaire veiligheid heeft gezorgd voor een sterke samenhang tussen wetenschap en besluitvorming. Omdat de wetenschap in de communicatie over de driedubbele ramp in 2011 heeft gefaald is het vertrouwen in de wetenschap sterk gedaald; niet alleen in eigen land maar ook internationaal. De CSTP zal dus meer gebruik gaan maken van ‘onafhankelijk’ wetenschappelijk advies van experts en ‘technology assessment’ introduceren met inbreng van de internationale wetenschappelijke gemeenschap. De Japanse versie lijkt op de Amerikaanse GAO*** en moet gaan rapporteren aan eerste kamer van het Japanse parlement.
*MEXT = Ministry of Education, Culture, Sports, Science and Technology; MAFF = Ministry of Agriculture, Forestry and Fisheries; MIC = Ministry of Internal Affairs and Communications; METI = Ministry of Economy, Trade and Industry.
**CSTP = Council for Science and Technology Policy.
***GAO = General Accounting Office.
Bronnen
- Zie voor een curriculum vitae GRIPS (Graduate Institute for Policy Studies).
- Japanese Government (Monbugakusho) Scholarship Students (Monbusho Scholarship).
- Lijst van National Universities.