Rob Stroeks, NOST Tokyo
Origineel gepubliceerd op de site van Agentschap NL.
De laatste kernreactor van Tomari sloot vorige week. Voor het eerst in 42 jaar draait Japan zonder kernenergie. De vraag “wat nu?” doet stof opwaaien. Zeker nu de hete zomer eraan komt en de grote energiebehoefte alle betrokkenen uitdaagt.
Tekenend voor de gevoelige en soms emotionele discussie rond kernenergie zijn recente berichten in de Japanse pers over de bouw van een nieuwe shelter rondom de kerncentrale in Tsjernobyl. Gebrek aan geld was de afgelopen jaren een rem op verhoging van de veiligheid van de in 1986 getroffen centrale, maar sinds de ramp in Fukushima hebben de EU, Rusland en de VS versneld bijdragen geleverd aan de bouw van de shelter. De link tussen Tsjernobyl en Fukushima komt slecht uit voor de overheid, die het hoofd koel probeert te houden en zoekt naar een rationele balans. Iedere beslissing nu heeft echter verstrekkende en langdurige gevolgen voor bevolking, economie, energie, veiligheid, innovatie en politiek van de toekomst. Steeds meer mensen mengen zich dan ook in de discussie. Tot de overheid in juni het nieuwe energiebeleid verkondigt, is er nog even stilte voor de zomerstorm.
Inleiding
Wie niet sterk is moet slim zijn. Japan had met slimheid en innovatie altijd wel een oplossing voor zijn energietekort, maar nu Fukushima hard heeft toegeslagen had het land graag wat meer eigen ‘energievlees’ op de botten gehad. Kernenergie was, naast waterkracht en geothermische energie in feite de enige energiebron van eigen bodem, al kwam het uranium dan van buiten. Japan heeft momenteel vijftig reactoren, zonder Fukushima vier minder dan vorig jaar. Daarvan draaiden in 2010 dertig; ze leverden een kwart van de elektriciteit. In zijn vooruitstrevendheid haalde Japan altijd het onderste uit de kan in efficiëntie en optimalisatie en speelde het land steeds op scherp. Het is niet verwonderlijk dat Tepco, één van ’s werelds grootste elektriciteitsbedrijven met meer dan dertig miljoen aangesloten huishoudens en leverancier aan grote industrie in de regio Tokio, altijd terughoudend was met alternatieve energie. De kleinste extra buffer die instabiliteit in de aanvoer moest compenseren kostte al gauw vele miljoenen euro’s meer. Iedere extra behoefte aan elektriciteit voor een nieuwe tunnel of gebouwencomplex ging gepaard met precies berekende capaciteitsuitbreiding.
Dit langzaam opgebouwde “on-demand systeem” was niet voorbereid op de plotselinge uitdaging die Fukushima veroorzaakt. De ramp oefent immense invloed uit op de energiediscussie en de veiligheidsfilosofie. De gebeurtenissen dwingen Japan op korte termijn beslissingen te nemen die de energiehuishouding van het land nog lang zullen bepalen. Het domino-effect is nog niet uitgewerkt, want er lijken nog heel wat veranderingen aan te komen. De kernramp voedt niet alleen de energiediscussie sinds Fukushima, maar legt ook bloot in welke fragiele energiesituatie het land zich al langer bevond.
Er is wereldwijde aandacht voor de maatregelen die Japan neemt. Deze internationale interesse gaat in eerste instantie uit naar het potentiële stralingsgevaar. Maar Japan lijkt ook een interessante testcase voor de wereldwijde energiehuishouding, die net als in Japan maar moeizaam verandert. Voor een goed begrip van de maatregelen die Japan neemt, is het goed om ze af te zetten tegen discussies die vóór 11 maart 2011 gevoerd werden over de noodzakelijke optimalisering van de energiemix van het land.
De zomer door
Minister Edano van economische zaken (METI) voorspelde onlangs gedwongen elektriciteitsbesparingen en periodieke leveringsstop voor de aankomende zomer. De hete en vochtige zomer is in Japan het meest energie-intensieve seizoen van het jaar. De aankondiging komt niet onverwacht, maar zet alle betrokkenen toch op scherp voor de komende periode. De overheid zelf maakte bijvoorbeeld bekend het “cool biz” seizoen net als vorig jaar twee maanden langer te laten duren. Sinds 2005 dragen Japanse ambtenaren en zakenmensen tussen juni en september geen stropdas en colbertjasjes meer. Daardoor hoeft de airconditioning minder hard aan. Net als vorig jaar loopt het cool biz-seizoen dit jaar van mei tot aan oktober.
In de bres voor Oi
De uitdaging van de zomer komt er aan en zonder voldoende capaciteit is de impact op bevolking en economie substantieel. Sinds op 5 mei de laatste kernreactor van Tomari, Hokkaido, dichtging voor onderhoud, vestigt de overheid zijn hoop op de kerncentrale in Oi in centraal Japan. Daar hebben de twee reactoren onlangs een veiligheidstest met succes doorstaan. De overheid ziet zich in de ambitie deze weer in gebruik te nemen gesterkt door internationale economische organisaties zoals de OESO en het World Economic Forum (WEF), die aandringen op behoud van een positie van nucleaire energie. Snelle en volledige afschaffing zou de Japanse stabiliteit en onafhankelijke energiepositie ondermijnen en daarmee ook de economische positie van het land op het spel zetten. Daarnaast pleiten de organisaties bij Japan voor beperking van het fossiele brandstofgebruik vanwege het emissieprobleem. Op lange termijn zien ze een voortrekkersrol voor Japan in een wereldwijde verschuiving van de energie-inrichting, die nodig is gezien de door WEF voorspelde toename van het wereldwijde energieverbruik van veertig procent tussen 2009 en 2035. De Japanse industrie deelt deze visie. Voorzitter Hiromasa Yonekura van de Japan Business Federation zinspeelde er onlangs op dat de Japanse economie in kan storten zonder kernenergie.
Op lokaal niveau klinken heel andere geluiden. De uitgesproken burgemeester van Osaka, Toru Hashimoto, is een fel tegenstander van snelle heropstart van de reactoren in Oi. Dat zijn niet louter woorden, want zijn gemeente is grootaandeelhouder in Kansai Electric Co. (Kepco), de operator van de kerncentrale in Oi in de prefectuur van Fukui. Op hoog niveau loopt METI dan ook af en aan om lokale overheden en de bevolking te overtuigen van de noodzaak en voordelen van een hernieuwde opstart. Het gaat echter niet eenvoudig, en vooral omliggende prefecturen van Kyoto en Shiga kijken met argusogen toe. Volgens berichten in Nikkei en andere media, eisen ze een nieuwe waakhond om de Nuclear and Industrial Safety Agency (NISA) te vervangen door een betrouwbare, onafhankelijke organisatie. In de Japanse Tweede Kamer was een dergelijk agentschap voorgesteld, maar de door de oppositie gecontroleerde Eerste Kamer houdt de plannen vooralsnog tegen. Dat gebeurt onder meer omdat er nog geen duidelijk en breed gedragen toekomstvisie is over nucleaire en alternatieve energie. Zo’n alles omvattende visie kan nog wel even op zich laten wachten.
METI zei na afloop van één van de sessies bij Oi dan ook niet veel beweging te zien. In plaats van de nodige goedkeuring krijgt het ministerie steeds weer nieuwe vragen over veiligheid. Burgemeester Hashimoto is niet onder de indruk van de recente veiligverklaringen van de Oi-reactoren: “Politici moeten zich niet uitspreken over het al dan niet veilig zijn.” Hij legt de bal terug bij de centrale overheid die eerst met een goed systeem moet komen voor de verwerking van nucleair afval. Ook wil hij eerst betere afspraken zien tussen operators en omliggende gemeenten. In een petitie deed hij vorige week zijn ongenoegen blijken aan de centrale overheid.
De regionale weerstand is opvallend, omdat juist Kansai Electric, Kyoto en Shiga deze zomer het hardst getroffen worden als de kernenergiekraan vanuit Oi dichtblijft. Kepco staat een tekort van vijftien procent te wachten, veel hoger dan het verwachte zeven procent tekort van Tepco, dat meer mogelijkheden had tot capaciteitsuitbreiding.
Energiebesparingsmoeheid
De prangende vraag is of de discussie deze zomer tot conclusies leidt. Sommige bedrijven willen de discussie voorblijven en bouwen capaciteit uit of verplaatsen fabrieken naar andere plekken van het land, of zelfs naar het buitenland. Anderen stellen zich strategisch op: de auto-industrie draaide vorig jaar zomer met aangepaste schema’s ook in het weekeinde, maar dit jaar tonen ze minder interesse in deze dure optie. “Als we ons dit jaar weer aanpassen, moeten we dat volgend jaar en daarna zeker ook blijven doen, en dat kunnen we ons niet veroorloven”, aldus een woordvoerder van brancheorganisatie JAMA. De Japanse industrie heeft al sinds de oliecrises van de jaren zeventig veel geïnvesteerd in efficiency en energiebesparing. De Japanse pers spreekt van energiebesparingsmoeheid,
In ieder geval doen minister president Noda en zijn kabinet geen goede zaken. In een maand tijd verloor hij vijf procent 5% aan steun, die kelderde naar 29%. Recente peilingen geven aan dat 46% van de Japanners voor opening van een minimum aantal reactoren is, 29% tegen elke heropening is en 20% voor geleidelijke reactivering is van veilig geteste reactoren.
Een nieuw Tepco
Tepco ziet een moeilijke tijd voor zich. Het bedrijf heeft eind april een kostenbesparingsplan ingediend bij METI. De overheid zal daarbij tien miljard euro investeren in niet verhandelbare aandelen van Tepco. De overheid kan hiermee meer dan tweederde van het stemrecht opeisen en vergaande controle uitoefenen op het management. Door Tepco te “nationaliseren”, moet de elektriciteitslevering stabiel en betaalbaar blijven. Ook kunnen maatregelen zoals compensatie en decontaminatie genomen worden rond de kerncentrale in Fukushima.
Eén van de besproken scenario’s is dat Tepco verandert in een holding. Vooruitlopend hierop wordt een aantal bedrijfsonderdelen op het gebied van transmissie en fossiele energie alvast omgezet in zelfstandige entiteiten. Samenwerking met derden wordt daarmee eenvoudiger, waarmee Tepco uiteindelijk lagere kosten voor ogen heeft. Verder vraagt het bedrijf aan toeleveranciers een korting van tien procent voor de komende tien jaar. Dat scheelt zeven miljard euro. Tepco is ook van plan om met salarisverlagingen meer dan tien miljard euro over tien jaar te besparen. Nog eens vier miljard moet komen uit besparingen op advertenties en onderzoek.
Toeleveranciers zien de bui al hangen en bereiden zich voor op de veranderingen. Zo maakten Takaoka Electric Manufacturing en Toko Electric eind april bekend te gaan fuseren. Hun gezamenlijke omzet lag tot 2011 rond de miljard euro per jaar. De bedrijven, die apparatuur verkopen voor transmissie, distributie en meters, beogen niet alleen kostenbesparing, maar spelen ook in op nieuwe mogelijkheden op de smart-grid markt en alternatieve energie.
Feed-in Tarif
De mogelijkheden voor deze nieuwe markten zijn echter afhankelijk van de kostenbalans: een gevoelig spel tussen prijzen voor consumenten en het feed-in tarief dat komende juli van start moet gaan. Om consumenten te beschermen moeten de tarieven binnen de perken blijven, maar om projecten met alternatieve energie te stimuleren moeten deze tarieven juist zo hoog mogelijk zijn. In een recent plan van de overheid zal het nieuwe tarief op 42 yen per kilowattuur liggen voor zonne-energie, voor wind ligt dit bedrag op 23,1 yen. Om investeerders gerust te stellen, moeten de tarieven voor lange tijd vastliggen, zeker voor tien jaar. De industrie voorziet grote mogelijkheden om alternatieve energie te implementeren en heeft eerste investeringen aangekondigd. Zo heeft leasebedrijf Orix aangekondigd het komende jaar een fonds van honderd miljoen euro op te zetten voor de bouw van tussen de vijf en tien zonne-energie-parken in 2015, waarmee dertigduizend huishoudens gevoed kunnen worden. Verzekeraar Tokyo Marine en Mitsui hebben vergelijkbare plannen: Tokyo Marine wil geld uit pensioenfondsen bijeenbrengen, en daarmee op land in eigendom van Mitsui meer dan tien zonneparken bouwen, ieder met een capaciteit tussen één en twee megawatt. En Eurus Energy gaat samen met Toyota Tsusho en Tepco investeren in grote parken in het noordoosten van Japan.
Critici van de overheidsplannen stellen echter dat de bedragen veel te dicht liggen bij de wensen van de ondernemers, en veel hoger liggen dan de werkelijke kosten die volgens hen op dertig yen voor zon en onder tien yen voor wind zouden liggen. De consument moet uiteindelijk opdraaien voor de extra kosten, zo stellen ze.
De overheid probeert de zaak in goede banen te leiden en berekent dat er in eerste instantie maar twee procent meerkosten zijn voor de consument. Maar als alternatieve energie een vlucht neemt, zullen ook de kosten voor de consument stijgen, zo is de vrees. En waarschijnlijk terecht, want de overheid heeft aangegeven de prijs per jaar te herzien. De discussie wordt genuanceerder en voorzichtiger: president Son van telecommunicatiegigant Softbank, die vlak na de aardbeving uitgebreid in het nieuws kwam met grootse plannen voor zonne-energie, zei onlangs dat hij zijn plannen slechts gaandeweg wil realiseren.
De discussie gaat verder. Ook uit onverwachte hoek kwam reactie op de hoge tarieven in het overheidsplan. De plannen waren in eerste instantie gericht op nieuwe projecten, om zo de ontwikkeling van alternatieve energie verder te stimuleren. Maar bestaande aanbieders in het alternatieve domein voelden zich ongelijk behandeld. Als sinds 2003 is een regeling van kracht die een aandeel alternatieve energie verplicht stelt, voor een veel lagere prijs. Voor wind ligt het bedrag bijvoorbeeld op 11 yen in plaats van 23,1 yen. Dit is een lastige ontwikkeling voor METI omdat het bestaande programma met bijna twintig miljoen kWh productie per jaar bijna tien maal zo groot is als de voorziene 2,5 miljoen kWh in het nieuwe plan. Volledig ingaan op de eisen zou het plan dan ook onder grote druk zetten. In een eerste reactie verwacht de overheid dat er voor bestaande aanbieders wel een verhoging in het verschiet ligt, maar niet tot het niveau van het nieuwe plan.
Op lokaal niveau gaan beslissingen soms sneller: de Saitama prefectuur ten noorden van Tokio wil huiseigenaren aanmoedigen om hun dak ter beschikking te stellen voor zonne-energie. De provincie wil lijsten gaan bijhouden van huishoudens die kunnen en willen deelnemen. Ontwikkelaars kunnen de daken leasen tegen betaling van een deel van de opbrengsten. Het vlakke en zonnige Saitama heeft goede condities voor zonne-energie en is met anderhalf miljoen huizen dichtbevolkt.
Gas en olie
Sinds het wegvallen van kernenergie is de vraag naar olie en LNG sterk toegenomen. De import van olie is het afgelopen jaar met tien procent naar twintig miljoen kiloliter per maand. METI schrijft de toename toe aan de extra vraag naar energie voor herstelwerkzaamheden van de ramp.
De extra vraag drijft de energiekosten omhoog. Niet alleen doordat Japan nu meer fossiele brandstoffen koopt die duurder zijn dan kernenergie, maar ook omdat de acute behoefte de onderhandelingspositie van het land ondermijnt en tot hogere prijzen leidt. Japan heeft de pech dat de prijs van LNG en olie wereldwijd sowieso stijgt vanwege extra vraag uit China en India. Als al deze meerkosten doorberekend worden aan de gebruiker, kan dit tot prijsverhogingen van tientallen procenten leiden.
Japan wil een stabiele en betaalbare aanvoer van LNG blijven waarborgen. De Japanse overheid heeft een jaarlijkse internationale LNG-conferentie aangekondigd om zich over dit onderwerp te buigen. De eerste in de reeks jaarlijkse publiek-private evenementen is dit najaar gepland in Tokio. De organisatie wil naast Tepco en Tokyo Gas alle grote internationale spelers uitnodigen, publiek en privaat, om een dialoog aan te gaan over hoe om te gaan met de groeiende wereldwijde vraag naar LNG. Dit vraag komt vanuit Japan na de aardbeving, maar groeit ook wereldwijd in opkomende landen als China en India.
De ontwikkelingen worden nauwlettend gevolgd door Tokyo Gas, een concurrent van Tepco. Tokyo Gas bezit ongeveer twee procent van de elektriciteitsmarkt in het oosten van Japan, die tot de liberalisering in 2000 volledig in handen was van Tepco. Tokyo Gas denkt de concurrentie te kunnen vergroten door lagere prijzen voor LNG en hogere elektriciteitsprijzen bij Tepco. Het bedrijf installeert voor driehonderd miljoen euro nieuwe installaties in Ohgishima Power Station in Yokohama, die het samen met Showa Shell Sekiyu bezit. Tokyo Gas wil hiermee enkele honderden grote afnemers naar zich toe trekken. Tokyo Gas heeft in totaal vier elektriciteitscentrales in het oosten van Japan. Op korte termijn is uitbreiding van twintig procent voorzien tot 2,4 miljoen kW. Voor 2020 voorziet het bedrijf uitbreiding tot meer dan drie miljoen kW.
Internationale energieprojecten
Japanse bedrijven investeren intussen gretig in internationale energieprojecten. De hoge yen en de toenemende vraag naar alternatieven voor kernenergie sinds Fukushima liggen hieraan ten grondslag.
Een grote speler is Mitsubishi Corporation, dat al langer samenwerkt met Shell in LNG-projecten wereldwijd. Zo gaan de twee samen met het Chinese CNPC en Korea Gas een 50% belang te nemen in de rechten van het schaliegasveld in Kitimat, Canada. De bedrijven hebben in april 2012 gesprekken hiertoe afgerond en zullen na formalisering beginnen met procedures bij de Canadese overheid. Het project omvat exploitatie van het gasveld, aanleg van een pijplijn om het schaliegas te vervoeren naar een productiefaciliteit om het gas te comprimeren tot LNG en naar Azië te vervoeren. In 2020 moet het project klaar zijn voor productie. De investering van in totaal meer dan tien miljard euro moet uiteindelijk leiden tot een productiecapaciteit van twaalf miljoen ton LNG per jaar. De samenwerking met de twee grote afnemers uit China en Korea moet leiden tot een stabiele aanvoer van LNG naar de regio, die nu vooral afhankelijk is van het Midden Oosten, Azië en Australië. De Japanners verwachten daarmee een lagere prijs, wat zeer wenselijk is omdat de vraag naar LNG het afgelopen jaar met meer dan zeven procent is gestegen naar negentig miljoen ton.
Eind 2011 hebben Shell en Mitsubishi afspraken geformaliseerd met South Gas Company (SGC) uit Irak voor een aardgaswinningsproject van 25 jaar. De plannen omvatten ook de comprimatie tot LNG en het vervoer naar derde landen. Hoewel de basisafspraken tussen Mitsubishi en Shell al uit 2009 dateren, heeft ook hier de aardbeving met navolgende kernramp in Fukushima een katalyserende werking gehad. Mitsubishi heeft een belang van vijf procent (Shell: 44%, SGC: 51%) en hoopt ook op verdere export naar Japan. Mitsubishi wil graag een stabiele aanvoer van LNG uit Irak en zal daarvoor onder meer technologische expertise leveren die nodig is om de aardgasinfrastructuur in het zuiden van Irak verder ontwikkelen. Het bedrijf mikt op de vijf miljoen ton aardgas die jaarlijks door verloren gaat door affakkelen, ongeveer zeven procent van de totale Japanse aardgasvraag.
Bronnen
- METI
- Tepco
- Nikkei
- Tokyo Gas
- Kepco